De Belastingdienst schrijft op haar site hoe je een bedrijfsmiddel, waaronder een auto, hoort af te schrijven. Als uitgangspunt heb je 3 gegevens nodig:
- De aanschafkosten: die bestaan uit de aanschafprijs + aankoopkosten + installatiekosten + kortingen en subsidies.
2. De restwaarde: dat is de waarde die het bedrijfsmiddel aan het eind van de looptijd nog waard is.
3. Vermoedelijke gebruiksduur (in hele jaren).
De vermoedelijke gebruiksduur geniet nog wat nadere uitleg. In principe is dat de technische levensduur van het gebruiksmiddel. Dit betreft de periode totdat het bedrijfsmiddel helemaal versleten is.
Daarnaast mag je ook uitgaan van de economische levensduur van het gebruiksmiddel. Dit betreft de periode totdat het bedrijfsmiddel geen economisch nut meer geeft.
Hoe moet ik nu de afschrijving berekenen? De meest gebruikte methode is lineaire afschrijven. Je schrijft dan per jaar een vast percentage af van het verschil tussen de aanschafkosten en de restwaarde.
Je krijgt dan te maken met de volgende formule:
Afschrijving per jaar = (aanschafkosten – restwaarde) : vermoedelijke gebruiksduur.
Voorbeeldsituatie:
Je koopt een auto met een aanschafprijs van €20.000. De vermoedelijke gebruiksduur is 10 jaar met een restwaarde van €4.000. De berekening is dan als volgt
(€20.000 – €4.000): 10 = €1.600 per jaar.
Je mag dus €1.600 per jaar afschrijven op je auto.
Je kunt een auto ook leasen. Dit kan je zakelijk of privé doen…