Heb je een laptop voor het werk? Dan mag je de aanschafkosten van deze laptop van je winst aftrekken. Jaarlijks schrijf je een gedeelte af. Dit zijn de zogenaamde afschrijvingskosten.
Bij het bepalen van de winst van je onderneming houd je rekening met de aanschafkosten van bedrijfsmiddelen: deze kosten mogen worden afgetrokken van de opbrengsten. Een laptop (en andere bedrijfsmiddelen) gaan in principe een aantal jaar mee: daarom kun je ze beschouwen als vaste activa.
De Belastingdienst ziet bedrijfsmiddelen als investeringen: daarom mag je niet alle kosten meteen aftrekken in het jaar van aanschaf, maar moet je ze afschrijven. De grens voor afschrijvingen ligt bij een investeringsbedrag op minimaal 450 euro. Als het investeringsbedrag lager is, dan mag je deze kosten wel in het jaar van aanschaf in één keer volledig aftrekken.
Als je wilt berekenen hoeveel er per jaar moet worden afgeschreven op een laptop dan kijk je onder andere naar de restwaarde. Dit is de geschatte verwachte opbrengst van een laptop bij de verkoop aan het eind van de levensduur.
Door elk jaar een gedeelte van de aanschafwaarde af te schrijven, kan aan het einde van de levensduur het product mogelijk worden vervangen. Naast de restwaarde moet je voor het afschrijven rekening houden met de aanschafkosten en de vermoedelijke gebruiksduur (in jaren).
De aanschafkosten bestaan uit de aanschafprijs plus de aankoopkosten en installatiekosten en min eventuele kortingen en subsidies. Wanneer je de laptop ook voor privé gebruikt, dan trek je het percentage dat je de laptop privé gebruikt, af van de aanschafkosten. Dit gedeelte mag je niet aftrekken van de belasting.
De meest gebruikte methode om de afschrijving te berekenen is de lineaire methode. Per jaar wordt er dan een vast percentage van het verschil tussen de aanschafkosten en de restwaarde afgeschreven op de laptop. Je berekent de afschrijving als volgt:
Afschrijving per jaar = (aanschafkosten – restwaarde) / gebruiksduur